Cornelius Castoriadis Agora International Website

Over Cornelius Castoriadis [1]

Cornelius Castoriadis, filosoof, politiek denker en inspirator van de opstand van mei '68 in Frankrijk, sterft op 75 jarige leeftijd

Filosoof van de maatschappelijke verbeeldingskracht, mede-oprichter van de legendarische groep en het tijdschrift Socialisme ou Barbarie, oorspronkelijk maatschappelijk en politiek denker die de gebeurtenissen van mei 1968 in Frankrijk zou hebben geïnspireerd, professioneel econoom van de Organization for Economic Cooperation and Development (OECD), praktiserend psycho-analyticus, gerenomeerd Sovjetkenner en kritisch geweten van internationaal Links, Cornelius Castoriadis ging heen op 26 december 1997 op 75 jarige leeftijd in Parijs ten gevolge van complicaties na een hartoperatie. Hij liet zijn vrouw Zoé, hun dochter Cybèle en een oudere dochter, Sparta achter.

De waardering komt op gang. De necrologie in Le Monde, geschreven door zijn oude vriend Edgar Morin, met wie hij een boek schreef in mei 1968, droeg de titel "Reus van de geest." Ken Worcester, wetenschapper aan het C.L.R James instituut sprak namens vele links libertairen toen hij Castoriadis "onze Isaiah" noemde, verwijzend naar een andere recent overleden vrijdenker, Isaiah Berlin. Zelfs het orgaan van de Franse Communistische Partij, L'Humanité erkende de betekenis van deze radicaal anti-Communistische tegenstander door hem "een zeer belangrijke dissident te noemen."

En toch bleven de ideeën van Castoriadis lang beter bekend dan zijn naam. Om uitzetting uit Frankrijk te verkomen, moest hij onder pseudoniemen schrijven. Vanaf de zestiger jaren van de vorige eeuw circuleerden in Londen Solidarity, de zusterorganisatie van Socialisme ou Barbarie--en later Philadelphia Solidarity--redelijk succesvolle vertalingen van "Chaulieuen "Cardan".[2] Pas in de zeventiger jaren van de vorige eeuw verkrijgt Castoriadis het Franse staatsburgerschap en begint hij te publiceren onder zijn eigen naam, zodat radicale studenten die onder invloed van zij ideeën kwamen, konden achterhalen wie hen had geïnspireerd. Een eerste Engelse vertaling verscheen in 1984. 1997 is een keerpunt met de verschijning van een nieuwe verzameling geschriften, World in Fragments, een retrospectieve Castoriadis Reader, de paperbackuitgave van zijn magnum opus The Imaginary Institution of Society, een speciale editie van Thesis Eleven en een webpagina.

Castoiriadis vermeed de intellectuele modes van zijn dagen. Op zulke Franse trends als sympathiseren met de Communistische Partij, existentialisme, structuralisme, poststructuralisme, deconstructivisme en postmodernisme (dit laatste gepropageerd door voormalig lid van Socialisme ou Barbarie, Jean-François Lyotard) waren zijn vinnige en vernietigende, maar toch humoristische kritieken, gericht. Hij paste ook niet in het patroon van de Duitse kritische theoretici, van Max Horkheimer, Theodor Adorno en Herbert Marcuse tot Jürgen Habermas, allen opvallend zwak in hun kritiek op het "Sovjet" Marxisme. Hij had zijn eigen opvattingen, samen met een kleine groep arbeiders en intellectuelen, die weigerden toe te geven aan modegrillen of enige onderdrukking te dulden. Zijn tijdschrift was actief in de strijd tegen de Frans Algerijnse oorlog, maar Castoriadis bezondigde zich nooit aan "Derde Wereld" retoriek, noch bood hij ooit "kritische steun" aan "linkse" dictators.

Deze onwrikbare, scherpzinnige onafhankelijkheid leverde hem en zijn groep bewondering op en droeg ertoe bij een radicaal en niet-Communistisch Links in het na-oorlogse Frankrijk op te bouwen. Hoewel kritisch op zichzelf en anderen, gaf Castoriadis nooit zijn overtuiging op, dat gewone mensen hun leven kunnen inrichten en zichzelf kunnen besturen zonder bazen, managers, professionele politici, "leidende partijen," priesters, experts, therapeuten of goeroes. Er was geen "God die faalde," eenvoudig omdat er geen God was, geen "Rede van de Geschiedenis," geen "onvermijdelijk dialectisch proces," dat succes garandeert of mensen redt van zelfverwekte dwaasheid of drama.

Castoriadis werd op 11 maart, 1922 in Constantinopel geboren. Zijn familie emigreerde een maand later om te ontkomen aan het Grieks-Turkse conflict. Hij groeide op in het vooroorlogse Athene, gekenmerkt door dictatuur, wereldoorlog, bezetting en bevrijding. Op z'n vijftiende, vormde hij als lid van de Griekse Communistische Jeugd al snel een oppositiegroep. In de uitzonderlijk gepolariseerde atmosfeer van het Griekenland in oorlogstijd keerden de meeste leden terug naar de Communistische gelederen. Castoriadis werd lid van de meest linkse, Griekse Trotskistische partijgroep, waardoor hij zowel door de fascisten als de communisten met de dood werd bedreigd.

Het beslissende moment van zijn volwassen leven kwam in december 1944, toen de Griekse Communistische Partij een staatsgreep trachtte te forceren. Zelfs mede-Troskisten die hoopten dat die gebeurtenis de Communistische Partij naar links zou drijven, dachten dat het een voorbode van revolutionaire veranderingen was. Met een vooruitziendheid die kenmerkend voor hem zou worden, voorspelde hij dat de putsch, als die succesvol was geweest, niet uitgelopen zou zijn op de revolutionaire creatie van een klassenloze maatschappij, maar op de instelling van een regime zoals in Rusland. Wat de loop van de gebeurtenissen uiteindelijk bepaalde was de aanwezigheid van Britse troepen in Athene en eerdere afspraken van de Grote Mogendheden. Maar de daarrop volgende vestiging van totalitaire regimes in Oost-Europa en de rest van de Balkan – inclusief Joegoslavië, dat niet "bevrijd" was door Het Rode Leger--bevestigde zijn prognose ruimschoots.

Castoriadis ontsnapte aan wat snel ontaardde in de bloedige Griekse Burgeroorlog toen hij een Franse studiebeurs ontving. Hij verliet Piraeus in december 1945 op de Mataroa, een transportschip uit Nieuw Zeeland, dat beroemd werd, omdat het een generatie Griekse intellectuelen, waaronder Kostas Axelos en Kostas Papaioannou naar Frankrijk bracht. In Parijs sloot hij zich aan bij de Trotskisten en begon de consequenties van zijn radicale libertaire anti-Stalinisme te ontwikkelen. Jaren voordat de afgezette Joegoslavische leider van de Communistische Partij Milovan Djilas broemd werd, omdat hij de Communistische bazen als een "nieuwe klasse" karakteriseerde, analyseerde Castoriadis het "bureaucratisch kapitalisme" in Oost en West. Hij onderscheidde een Westerse "gefragmenteerde" variant van dat "bureaucratisch kapitalisme" – waar in het kielzog van de Depressie, de New Deal, de wereldoorlog en de opkomst van de welvaartsstaat een laag van private en overheidsmanagers bijgestaan door de bonzen van door het systeem ingekapselde vakbonden, de private kapitaalbezitters begon te vervangen als de voornaamste regisseur van de productie en de economie en als belangrijkste tegenstanders van de arbeiders – van een "totale en totalitaire" variant die een krankzinnige terreur ontketende onder Stalins regime van apparatsjiks. Als eerste die Max Weber in het Grieks vertaalde, werd Castoriadis in zijn originele, onorthodoxe uitwerking van Marx' theorie geholpen door diens sociologische studies over de bureaucratie.

In het eerste nummer van Socialisme ou Barbarie voorspelde Castoriadis dat de arbeidersklasse met een opstand tegen "haar" nieuwe bureaucratie op de machtsovername van Oost-Europa door Stalin zou reageren. Arbeidersraden die opgericht werden tijdens de Hongaarse Revolutie van 1956 bevestigden deze voorspelling treffend, zelfs toen deze arbeidersopstand tegen het "Communisme" vele mensen van Links in verwarring bracht. Samen met medeoprichter van Socialisme ou Barbarie, Claude Lefort stelde Castoriadis in zijn artikelen de Communistische sympathieën van zulke prominente Franse intellectuelen als Jean-Paul Sartre ter discussie. (Lefort was een studiegenoot van de Franse filosoof Maurice Merleau-Ponty, die uiteindelijk was gestopt als politiek redacteur van Sartres tijdschrift, Les Temps Modernes.) Sartre zei later: "Castoriadis had gelijk, maar op het verkeerde moment." Castoriadis reageerde spitsvondig, dat Sartre de eer toekwam ongelijk te hebben op het juiste moment.

Terwijl hij zijn concept van "bureaucratisch kapitalisme" ontwikkelde, beweerde Castoriadis dat de belangrijkste strijd die tussen "uitvoerders" of "bevelontvangers" en "directeuren" of "bevelgevers" was geworden. Wat kapitalisme – in het bijzonder in zijn bureaucratische stadium van gigantische fabrieken, enorme geografisch verspreide ondernemingen en complexe technische organisaties – van vroegere klassenmaatschappijen, gebaseerd op slavernij of feodalisme, onderscheidt, is dat arbeiders het systeem aan de gang houden niet door bevelen te gehoorzamen (slaven- of boerenopstanden die als tegenvoorbeeld van vroegere maatschappijen dienen), maar net omgekeerd door weerstand te bieden en zich te verzetten tegen de irrationele en vaak absurde bevelen die de managerslaag isoleert van de alledaagse realiteit van de productie (de lakmoesproef wordt geleverd door het vernietigend effect van "stiptheidsacties"). Deze weerstand, die aanvankelijk werd uitgedrukt in de samenwerking tussen "informele groepen" op het werk, moedigde ook een tendens tot autonome actie aan, die kon dienen als een basis voor de transformatie van de maatschappij, zo beweerde hij. Met een managersbureaucratie aan het hoofd van de door de staat gerunde ondernemingen, de private bedrijven en de top-down gestroomlijnde en ingekapselde bonden, die het bezit van kapitaal als het onderscheidende kenmerk van kapitalisme vervangen, moesten de producenten aangemoedigd worden om te participeren en initiatief te tonen. Tegelijkertijd vond het management echter dat het het nemen van onafhankelijke beslissingen moest tegengaan.

Uit de ervaringen van de Hongaarse Revolutie leidde Castoriadis zijn klassiek geworden opvattingen af over hoe een zelfbestuurde maatschappij zou kunnen werken. Nog steeds is "On the Content of Socialism" een referentiepunt voor libertaire socialisten. Maar de onbetwiste opkomst van de Gaulle in 1958 bracht een ander fenomeen onder zijn aandacht. Voor Socialisme ou Barbarie vertegenwoordigde het Gaullisme de modernisering van Frankrijk en geen beginnend fascisme. Met de ineenstorting van de revolutionaire beweging en de komst van het "moderne kapitalisme," maakte de bureaucratie de weg vrij voor privatisering van de massa en haar depolitisering. Apathie wordt de norm wanneer de impuls tot participatie van mensen systematisch wordt geblokkeerd.

Toch constateert Castoriadis helemaal in het begin van de zestiger jaren ook tegenbewegingen. Eerder dan vele anderen ziet hij dat de beweging van vakbondsvertegenwoordigers (shop stewards), de ontluikende jeugd-, vrouwen- en anti-oorlogsbeweging en de strijd van raciale en culturele minderheden een opstand tegen de moderne maatschappij aankondigt, die onvoorspelbare en totaal nieuwe manifestaties van autonomie en alternatieve manieren van leven voort zou kunnen brengen.

De logische conclusie van het bankroet van het Russische Communisme en de opkomst van het moderne kapitalisme--met de daarmee gepaard gaande aanmoediging en uitsluiting van de participatie door het volk en de daaruit voortvloeiende nieuwe vormen van protest – was dat het Marxisme zelf een verstikkende ideologie van onderdrukking was geworden, zonder voeling met nieuwe bewegingen en de aspiratie tot verandering. In de laatste afleveringen van Socialisme ou Barbarie verwoordt Castoriadis het nieuwe alternatief in krachtige termen: men moest de keuze maken tussen Marxist blijven of revolutionair blijven. Hij koos voor de laatste optie. "Marxism and Revolutionary Theory" (1964/65) trok zowel de structuralistische als de functionalistische verklaringen van de maatschappij en de geschiedenis in twijfel, terwijl Parijs nog midden in een structuralistische Lévi-Strauss-Althusser-Foucault rage zat.

In 1967 werd Socialisme ou Barbarie opgeheven. Maar haar kerngedachten bleven terrein winnen. De oudere broer van Daniel Cohn-Bendit, de studentenleider van mei 1968, had de groepsbijeenkomsten bijgewoond en "Dany" verkondigde zelf zijn "plagiaat" van Castoriadis en Socialisme ou Barbarie. Toendertijd als buitenlander werkzaam voor de OECD en daarom beperkt in z'n politieke activiteiten, bleef Castoriadis op de achtergrond tijdens de studenten- en arbeiderrevolte. Maar hij en de andere S. ou B-ers hielpen de studenten om mei '68 te maken tot de grootste stakingsgolf die Frankrijk ooit had gekend. De roep om "autogestion" (zelfbestuur) op universiteiten en fabrieken was een echo van zijn manifest uit 1949, "Socialism or Barbarism" en doet een appèl op de "de macht van de verbeelding," dat herinnert aan zijn laatste tekst in Socialisme ou Barbarie.

Castoriadis besteedde de laatste 30 jaar van zijn leven aan publicatie van zijn teksten uit Socialisme ou Barbarie (Political and Social Writings in drie delen) en werkte onophoudelijk aan de ontwikkeling, uitgaande van zijn laatste essay in Socialisme ou Barbarie, van een zeer originele opvatting van de geschiedenis als een imaginaire schepping – niet herleidbaar tot enig van te voren vastgelegd natuurlijk, redelijk of goddelijk plan. In Imaginary Institution of Society en een aanhoudende verzameling geschriften (vertaald als Crossroads in the Labyrinth, Philosophy, Politics, Autonomy en World in Fragments), werkte hij z'n ideeën uit zonder ooit ontrouw te worden aan z'n oorspronkelijke opvatting van "arbeiderszelfbestuur" waarbij hij dat embryonale idee uitbreidde tot een "project van autonomie" dat het klassieke Griekenland tot heden omvatte.

Castoriadis legde in 1970 zijn functie als Directeur Statistieken, Nationale Jaarrekeningen en Groeistudies neer. Deze baan had hem in staat gesteld om de meest ontwikkelde kapitalistische economieën grondig te bestuderen. Hij werd in 1974 praktiserend psychoanalyticus en in 1979 benoemd als Studiedirecteur van de École des Hautes Études en Sciences Sociales te Parijs. Als analyticus en in lezingen en boeken ontwikkelde hij een typische vernieuwing van de Freudiaanse theorie, gebaseerd op een oorspronkelijke "psychische monade" die met geweld gesocialiseerd moest worden en die nooit het sociale individu waarin het wordt gemodelleerd, accepteert. Dromen (openlijk seksueel of niet), versprekingen, "gevoelens uiten," normloosheid en zelfs subversieve activiteiten getuigen van de hardnekkigheid van onuitroeibare asociale kern van de psyche – die als hij gedeeltelijk gesocialiseerd is, kan dienen als een onuitputtelijke bron voor creatieve sociale verandering.

Voor Castoriadis waren verhalen door Jacques Lacan, Michel Foucault en anderen over de "dood van het subject" en de "dood van de mens," net zoals de dood van Mark Twain, "enigszins overdreven." Met zijn toenmalige vrouw, Piera Aulagnier zette hij vraagtekens bij het heersende Lacanisme in Franse psychoanalytische kringen, terwijl hij in 1968 de aanzet gaf tot een breuk met Lacans "Derde Groep". Hij verzette zich tegen deze retoriek met het idee dat psychoanalyse – net als pedagogie en politiek, hoewel op andere manieren – streeft naar autonomie. Het doel van psychoanalyse is om tot een "andere relatie" met je onbewuste te komen; een relatie gekenmerkt door heldere zelfreflectie en zelfoverleg, een duidelijker waardering en acceptatie van je onbewuste imaginaire scheppingen. De Freudiaanse herformulering van het Griekse gebod "Ken Uzelf," kreeg een krachtige nieuwe articulatie, helemaal buiten de lijn van de hedendaagse modieuze therapeutische, medicijn-afhankelijke en antipsy-choanalytische trends.

De meest originele en duurzame bijdrage leverde Castoriadis echter als filosoof van de maatschappelijke verbeelding. De werkelijke tegenstelling is niet die tussen "het individu en de maatschappij," bemiddeld door "intersubjectiviteit," maar psyche en maatschappij als niet tot elkaar te herleiden polen, omdat de oorspronkelijke psychische monade zelf geen sociale betekenis kan produceren. Door het scheppen van "sociale imaginaire betekenissen" die niet kunnen worden afgeleid van rationele of reële elementen of krachten sticht (institutes) iedere maatschappij zichzelf--zonder doorgaans te weten dat zij dat doet en door zichzelf, in de meeste gevallen, met heteronome middelen, te behoeden voor herkenning van haar eigen zelfstichting. Castoriadis' begrip "radicale sociale stichtende verbeelding"--met haar blijvend verschil en wederzijdse verbondenheid tussen "stichtende maatschappij" en "gestichte maatschappij"--breekt zowel met functionalisme als structuralisme, terwijl het de sleutel biedt om een oorspronkelijke zijnsvorm te begrijpen: "de sociaal-historische," een zichzelf-stichtende en zichzelf-veranderende eenheid die onherleidbaar is tot het natuurlijke, biologische of psychische.

Twee sleutelthema's worden in zijn latere geschriften uitgewerkt. De eerste behelst zijn herontdekking van de verbeelding. Castoriadis was van mening dat de verbeelding het hele bouwwerk van de aan ons "overgeleverde filosofie" op losse schroeven zet. In Over de ziel bood Aristoteles een opvatting die het standaard gedachtegoed over de verbeelding werd, een visie gekenmerkt door onwerkelijkheid, nabootsing en impotente negativiteit. Hoewel hij daarin een en ander duidelijk uiteenzette, pakte Aristoteles aan het einde van zijn verhandeling de draad over fantasia weer op, op een manier die inbreuk maakte op zijn canonieke scheiding van gevoel en begrip. Zoals de 20e-eeuwse Duitse filosoof Martin Heidegger opmerkte, zou Immanuel Kant net omgekeerd de "Transcendentale Verbeelding" een centrale rol toekennen in zijn Kritiek van de zuivere rede (1781), maar liet deze positie een paar jaar later weer los in de tweede druk. Heidegger beschrijft deze ommekeer als Kants "terugdeinzen" voor de gevolgen van een krachtige en tomeloze verbeelding. Vreemd genoeg kwam Heidegger hier nooit meer op terug. Castoriadis had ook opgemerkt dat, terwijl Freud steeds over "fantasieën" sprak, de grondlegger van de moderne psychoanalyse het naliet om deze vreemde kracht, die in staat is om het imaginaire en het niet bestaande tot leven te wekken, te benoemen, laat staan te onderzoeken.

Een tweede belangrijk thema is de "gelijktijdige geboorte" van filosofie en politiek in het klassieke Griekenland. Als het bewuste onderzoek naar de gevormde (instituted) voorstellingen van de maatschappij, ontwikkelt filosofie zich hand in hand met politiek, die Castoriadis omschrijft als de bewuste poging van de maatschappij om zijn eigen instituties te veranderen. Beide zijn verbonden met het autonomie-project, dat Castoriadis belichaamd zag in vroege bewegingen van burgers die de Kerk en de Koning ter discussie stelden, de Amerikaanse en Franse Revoluties en de arbeiders- en jeugdbewegingen in de Westerse maatschappijen ook in de moderne pogingen om de filosofie te verleggen buiten zijn theologische grenzen. Castoriadis besteedde speciale aandacht aan de komst van democratie van burgers in het Athene van de 5e eeuw v. Christus. Hij onderzocht haar instellingen van directe democratie om die af te zetten tegen "vertegenwoordigende" vormen die permanente plaatsvervangers benoemen, gescheiden van de gewone burgers in de hedendaagse "democratieën." Castoriadis gaf de voorkeur aan de term liberale oligarchie om de huidige Westerse politieke formaties te omschrijven.

Castoriadis hield nooit op met werken. Hij gaf lezingen in de Verenigde Staten tegen recente modetrends in de psychoanalyse. "We moeten blijven proberen," schreef hij me in een briefje, "om die plaag van zelfkennis over de Atlantische oceaan te verspreiden," die Freud beweerde mee te brengen bij zijn bezoek aan Amerika. En Castoriadis had een artikel geschreven over "de rationaliteit van kapitalisme" vóór de recente ineenstorting van de wereldmarkt. Hij vroeg zich af hoe ver kapitalisme – volgens, maar ook tegen zijn eigen "logica" in – kon gaan met het veranderen van de wereld in een "planetair casino" van geldstromen en financiële speculatie. Om de paar dagen, merkte hij op, worden er bedragen groter dan het BNP van de Verenigde Staten wereldwijd elektronisch vergokt via speculatieve beleggingen zonder productief nut.

Het werk van Castoriadis zal herinnerd worden vanwege zijn opmerkelijke continuïteit, samenhang en ook buitengewone reikwijdte. Het was "encyclopedisch" in de originele Griekse zin, merkte Morin op, want het bood ons een "paideia" of opvoeding die onze gefragmenteerde kennis op het gebied van kunst en wetenschap een compleet fundament gaf. Castoriadis schreef baanbrekende en wegbereidende essays over natuurwetenschap, biologie, antropologie, psychoanalyse, linguïstiek, maatschappij, economie, politiek, filosofie en kunst, terwijl hij zich nooit beriep op een valse, aan specialisatie ontleende, "expertise" of het zicht op het totaalbeeld verloor. Autonomie verschijnt als een sleutelthema in zijn vroege naoorlogse geschriften. Pas zijn dood maakte een eind aan zijn uitwerking van de betekenis, toepassingen, vertakkingen en grenzen ervan.

De dood zelf was een steeds terugkerend thema. We hebben een "ethiek van sterfelijkheid" nodig om de heteronome beloften van onsterfelijkheid te kunnen ontkrachten. Deze ethiek was een integraal deel van de Griekse visie dat een leven na de dood, als dat al zou bestaan, erger is dan het leven op Aarde. Als een democratisch instituut herinnerde de tragedie – een openbare toneelvoorstelling die eindigt met de dood – de Atheners aan de betekenisloosheid van iemands gedachten en handelingen, maar ook aan de noodzaak van zelfbeperking om de hybris in de hand te houden:

De enige echte beperking die democratie kan verdragen is zelfbeperking die uiteindelijk alleen de taak en het werk van individuen (van burgers), opgevoed door en voor democratie kan zijn. Zo'n opvoeding is onmogelijk zonder aanvaarding van het feit dat de instituties die we onszelf geven noch absoluut noodzakelijk qua inhoud zijn, noch totaal toevallig. Dit houdt in dat ons geen betekenis als geschenk wordt gegeven net zoals er geen borg of garantie is dat iets een bepaalde betekenis draagt; dat wil zeggen dat er geen andere betekenis is dan die we in de loop van de geschiedenis creëren. En dit staat gelijk met zeggen dat democratie, evenals de filosofie het heilige noodzakelijkerwijze terzijde schuift. Anders gezegd, de democratie vereist dat menselijke wezens in hun feitelijke gedrag accepteren wat zij tot nu toe nooit echt hebben willen accepteren (en wat we in onze uiterste diepten praktisch nooit accepteren), namelijk dat zij sterfelijk zijn. Alleen vanuit deze ultieme – en bijna onmogelijke – opvatting van sterfelijkheid van elk van ons en van alles wat we doen, kunnen mensen als autonome wezens leven, kunnen zij in anderen autonome wezens zien en kunnen zij een autonome maatschappij mogelijk maken.

In zijn werk en leven heeft Cornelius Castoriadis aan deze democratische ethiek van sterfelijkheid helemaal tot het einde uitdrukking gegeven.

Webteksten van Castoriadis in het Nederlands

Bibliografie van Cornelius Castoriadis in het Engel

[1] EN 1998v David Ames Curtis. "Cornelius Castoriadis: An Obituary." Salmagundi, voorjaar-zomer 1998: 52-61. Opniew gepubliceerd als "Cornelius Castoriadis: Philosopher of the Social Imagination." Free Associations, 7:3 (1999): 321-30.

[2] Mario Savio, de activist van het vrije woord uit Berkeley verleende er steun aan. London Solidarity, dat vertalingen naar het Polen vóór Solidariteit smokkelde, produceerde ook enkele klassieke werken van het libertair socialisme: Maurice Brintons The Irrational in Politics over de autoritaire persoonlijkheid en zijn Bolsheviks & Workers' Control over de vijandigheid van de Bolsjewieken ten aanzien van arbeiderszelfbestuur.

rev. 24 iii 2008